
Op zaterdag 11 februari organiseerde het Historisch Genootschap Warmelda een archeologische ‘Kunst en Kitsch’. Bij deze drukbezochte bijeenkomst kregen bewoners van Teylingen de kans om hun bodemvondsten aan twee archeologen van Erfgoed Leiden en Omstreken voor te leggen.
De eerste die archeologische vondsten kwam tonen was een meneer uit Voorhout. Twee tassen vol met vondsten uit de omgeving van kasteel Teylingen had hij meegebracht: vooral potscherven, maar ook een flink bot van een dier en allerlei pijpen. Het meeste was vroegmodern (18de eeuw e.d.).
Een andere meneer uit Voorhout kwam met een kam gemaakt van bot, een paar knikkers en ook nog iets wat leek op een knop. Het geheel was gevonden tijdens het spitten in een tuin in het grensgebied tussen Warmond en Voorhout. Dateren was lastig: knikkers waren er vroeger al en worden in dezelfde vorm nog steeds gemaakt. Over de kam legden de archeologen uit dat deze vroeger inderdaad niet van hout werden gemaakt: deze was zo fijn uitgevoerd dat het alleen uit bot gemaakt kon worden. Maar dateren was hier ook lastig, omdat bot heel lang is gebruikt. Dat is iets wat vandaag herhaaldelijk is geroepen: als je niet weet in welke context een vondst is gemaakt (in welke bodemlaag, hoe diep, enz.) zijn sommige objecten niet te dateren.
Een oudere meneer uit Sassenheim kwam met twee stukken aldaar opgegraven schedels. Wat hierover te zeggen? Het leken wel stukken van menselijke schedels, al wisten de archeologen dat niet zeker. Maar als dat zo was, dan was de ene (te oordelen aan de fontanel) van een jong individu – onder de 20 – en de andere van een volwassene. Een jongen uit Voorhout, die net een paar maanden geleden een metaaldetector cadeau kreeg, kwam één van zijn eerste vondsten laten zien: een stuk ijzer dat een gesmede spijker bleek te zijn.
Gelukkig kwamen ook mensen uit Warmond. Zo bracht een oudere mevrouw een spannend muntje, dat zij in het grind van het park bij het Huys te Warmont had gevonden, en dat volgens haar uit het einde van de 16de eeuw (ca. 1590) zou dateren. De archeologen stelden echter vast dat het gehavende muntje uit de jaren negentig van de 20ste eeuw dateerde en uit Polen afkomstig was.
Een meneer kwam een langwerpig potje laten zien, dat hij bij de Grote Sloot in Warmond had gevonden (zie foto). Het bleek te gaan om een strooier (voor bijv. peper en zout), vervaardigd omstreeks 1850.

Een andere meneer ontdekte in zijn tuin aan de Warmondse Burgemeester Nederburghlaan een soort (beer)put. Daaruit haalde hij verschillende objecten, zoals een flinke kies van een dier, een verder niet te determineren brok natuursteen, en ook een flink verroeste scharnier. Het zag er spannend uit, maar over deze vondsten konden de archeologen niet veel zeggen.
De grote hoop was dat er toch iemand uit Warmond zou komen met iets spectaculairs. Gelukkig gebeurde dat even later op de dag. Een Warmonder moest vrij recent een gat graven bij het weiland achter de Oude Toren, waar vroeger het Warmondse klooster Sint Ursula heeft gestaan. Aldaar trof hij in de grond verschillende zaken aan. Vooral een ranke kan trok de aandacht. Het bleek te gaan om een gave Jacoba-kan, zo heet gebakken dat de klei niet meer poreus was (waardoor het zonder te zijn geglazuurd toch vloeistoffen kon bevatten). Deze Jacoba-kan werd gedateerd als afkomstig uit de 14de eeuw (zie foto). Een vloertegel, die op dezelfde locatie was aangetroffen, was helaas moeilijk te dateren. Hoorde dat bij het oudste kasteel van de heren van Warmond dat daar al in de 13de eeuw stond, of bij het klooster? Een dikke, vierkante spijker afkomstig van dezelfde plek, moet nader worden bestudeerd: de archeologen komen er nog op terug.

Even later kwam een meneer met zijn gezin uit Rijnsburg. Een dochter van hem had bij het schaatsen een zwaar potje van glanzend metaal gevonden. Het zag er (met gegraveerde palmbomen) best exotisch uit, maar de herkomst viel niet te bepalen. Haar vader had zelf van alles mee: een zegelring uit oorlogstijd, en ook allerlei muntvondsten uit Rijnsburg en Noordwijk, vermoedelijk Romeins én uit de Hoge Middeleeuwen. Hij bracht ook een absolute topvondst: een Merovingische kruisfibula, eveneens uit Rijnsburg. Zoiets is zo bijzonder, dat de archeologen hem verzochten om de vondst officieel te melden bij de PAN (Portable Antiquities of the Netherlands), want het is belangrijk dat onderzoekers weten dat zoiets gevonden is én ook waar.
Een mevrouw woonachtig op de Warmondse Oranje Nassaulaan kwam met wat vroegmoderne potscherven en een prachtig beschilderde maar ook erg mysterieuze pot (zie foto). Ook hier was de herkomst niet te bepalen. Maar de archeologen waren hier heel nieuwsgierig naar en gaan verder onderzoek doen. Deze vondst, hoewel dus in Warmond aangetroffen, kwam wel uit aangevoerde grond en komt daardoor uiteindelijk toch niet uit Warmond (maar waarschijnlijk wel uit de regio, dacht de eigenares).

Als hekkensluiter op deze dag liet Warmelda-bestuurslid Peter Paul Padberg een herderkopje zien, gevonden bij het Huys te Warmont. De archeologen zagen hierin een stuk tuinornament. Een mooie knikker die eveneens in de buurt van het kasteel was gevonden, en waarin een gezicht gegraveerd lijkt, kreeg veel aandacht en intrigeerde de archeologen zeer, maar de herkomst en datering daarvan blijven een mysterie.
Al met al een zeer geslaagde eerste Warmondse archeologische ‘Kunst en Kitsch’! Voor belangstellenden in de lokale archeologie blijft de archeologische tentoonstelling in het onderkomen van Warmelda (Herenweg 84 te Warmond) tot en met 11 maart open!